Warande Informatief: In Absentiaa - Helder Seabra
Wat voorafging. Zomer 2015 krijgt de Portugees-Belgische choreograaf Helder Seabra, die zijn sporen verdiende bij Wim Vandekeybus en Sidi Larbi Cherkaoui, te horen dat hij ondanks een positief advies geen subsidie zal ontvangen voor zijn nieuwe voorstelling Lore. Seabra, die van bij het begin van zijn solocarrière de steun kreeg van de Warande, gaat niet bij de pakken zitten. Hij halveert de geplande cast van zes dansers, herleidt de live-muzikanten tot twee en maakt ‘in afwezigheid’ van subsidies dan maar ‘In Absentia’.
‘Een testosteronbommetje dat in je gezicht ontploft, heerlijk om naar te kijken’, schreef Charlotte De Somviele in De Standaard, ‘samen met zijn twee kompanen graaft Seabra diep in de mannelijke ziel en vertaalt gevoelens als onrust, twijfel, onzekerheid en jaloezie in brute fysieke antwoorden naar de scène.’
En nog: ‘Seabra en co. knallen tegen de muur, slaan hun hoofden tegen elkaar als koppige rammen, springen hoog in de lucht en laten zich bruusk op hun knieën neervallen tot ze de grens van de uitputting bereiken. Ondertussen drijven de muzikanten het innerlijke gevecht op de spits met vette gitaarbassen en versnelde punkritmes. Net zoals het stapeltje leistenen dat op de scène ligt, oogt dit drietal erg massief, maar tegelijk zo wankel. De scène lijkt wel te klein voor al dat ongefilterde leed.’
Helder, waarom herwerk(te) je ‘In Absentia’, tien jaar na de creatie?
Ik wil(de) die tien jaar graag vieren.
Tijdens en na covid heb ik veel nagedacht over het verleden, over de producties die ik maakte. En hoewel het stuk tien jaar geleden erg goed ontvangen werd bleef ik bij ‘In absentia’ achter met een gevoel van ontevredenheid.
Ik ben de voorbije tien jaar als mens en als kunstenaar gegroeid – ik hoop dat ik matuurder ben geworden. Als choreograaf ben ik meer belang gaan hechten aan het detail. Ik ben veranderd, de wereld is veranderd in die tien jaar, maar het verlies is gebleven. Door covid hebben mensen verlies gekend. Vandaag rukken oorlogen geliefden, ouders en kinderen weg.
Hoezeer verschilt de tweede versie van de eerste?
Ik noem deze ‘In absentia’ een diepgaande en ontroerende reis die duikt in de emotionele, mentale en fysieke gevolgen van verlies.
Het stuk heeft tien jaar in de kast gelegen en is daar gerijpt. Vandaag zit er meer emotie in ‘In Absentia’. Er zat al kwetsbaarheid, breekbaarheid en tederheid in, maar vandaag nog meer. De nieuwe versie gaat dieper. We hebben alles opnieuw bekeken. Rouwen gaat ook over loslaten, aanvaarden, over delen.
Op een gegeven moment kreeg ik het boek ‘Daring greatly’, in het Nederlands ‘De kracht van kwetsbaarheid’, van de Amerikaanse hoogleraar Brené Brown in handen. Haar boek stelde me gerust: het is oké om kwetsbaar te zijn.
Kwetsbaarheid was toch altijd al een van de twee assen van de grafiek waarmee je je voorstellingen formuleert?
Dat klopt. Altijd reisden ze tussen de twee assen kracht en kwetsbaarheid, maar ik bleef toch te veel aan de kant van kracht. Brown hielp me te aanvaarden dat verdriet en verlies bestaansrecht hebben en dat je die mag tonen. In Portugal horen mannen niet te huilen… Maar niet alleen in mijn geboorteland schrijft de maatschappij mannen voor dat ze stoer moeten zijn, in hun kracht moeten staan, niet al te gevoelig horen te reageren.
In de nieuwe ‘In Absentia’ laat je je tranen op een gegeven moment de vrije loop.
Tien jaar geleden was ik daar niet klaar voor. We blijven professionele performers, maar laten beslist de emotie toe. Ik durf nu op een podium te huilen.
Ik meen me te herinneren dat je tante een kindje van haar tweeling verloor tijdens de zwangerschap. Was er nieuw verlies dat je pushte, zo ik dat vragen mag?
Ook. Zes jaar geleden, in januari 2019, overleed mijn broer. Hij was 33. We waren erg close. Ik kan hem nooit meer omhelzen, behalve in de gedaante van een andere danser. Dat doe ik dan ook op de scène. Ik verloor ook mijn grootmoeder, die als een moeder voor me was. Maar misschien gaat het in deze ‘In Absentia’ nog meer over hoe we met verlies omgaan dan met het verlies zelf.
Er is nog een ander verdriet in mijn leven gekomen. Door een onverkwikkelijke scheiding heb ik mijn twee dochters al een jaar niet gezien. En ik zie daar op korte termijn geen verandering in komen. Daar rouw ik om.
In hun afwezigheid worstel ik met het verdriet dat ik er niet voor hen kan zijn en besef dat zij, op zo'n jonge leeftijd, evengoed het gewicht van verlies moeten dragen - zij groeien op zonder hun vader. De pijn ligt bijzonder diep omdat we fysiek bij elkaar in de buurt leven, maar buiten onze wil om uit elkaar zijn gedreven. Ik probeer manieren te vinden om met hun afwezigheid om te gaan en, ondanks de afstand, verbonden te blijven zodat ze op een dag met eigen ogen zullen kunnen vaststellen dat ik er altijd voor hen ben geweest.
Dat is veel verlies om te dragen. Geen wonder dat de dansers elkaar soms letterlijk ondersteunen of dragen. Jij en gitarist Stijn Vanmarsenille zijn de enigen die overblijven van de originele cast. Waarom koos je voor andere dansers en voor een andere percussionist?
Eigenlijk is het een nieuw stuk. De structuur van de choreografie bleef behouden, maar verder herwerkten we samen zowat alles. Zelfs bij de soundscape kwam een nieuwe track. Het leek me een goed idee om bij deze nieuwe aanpak met nieuwe mensen en hun bijbehorende input aan de slag te gaan.
Afonso Cunha en Deeogo Oliveira met name. Ze zaten ook al in ‘Lowlands’.
Ze zijn beiden oud-studenten van me (en allebei geboren in Porto). Toen ik ze leerde kennen lieten ze zich al opmerken. Afonso volgde een workshop bij me in Salzburg in 2018. We voelden meteen affiniteit, als mens en als artiest: we delen dezelfde energie en eenzelfde manier van denken. In 2021 betrok ik hem bij bij ‘Lowlands’ (2022), dat ik maakte op verzoek van Companhia Instável ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van Teatro Rivoli in Porto.
Deeogo leerde ik kennen tijdens de eerste editie van FAICC, wat staat voor een intensieve opleiding choreografie in Porto. Hij was een breakdancer, maar twijfelde of hij de stap richting moderne dans zou zetten. Ik ben zo blij dat hij dat deed, ook al moest hij daarvoor een aantal grote projecten achter zich laten. Zodra hij kon kwam hij in het team van ‘Lowlands’.
Het is mooi om zien hoezeer die twee frisse perspectieven binnenbrengen – de drummer overigens ook! - en nu staan we mooi met drie generaties op de vloer: Afonso is een twintiger, Deeogo is een dertiger, ik ben een veertiger. De chemie klopt.
Was het nodig om hun verdriet te kennen?
Zoals je weet begint een stuk bij mij altijd van binnenuit en met de drie c’s: creëren, confronteren, conformeren. Ik kan niet beginnen zonder gesprekken met de anderen. Het begint met een connectie en vandaaruit groeit de voorstelling.
We zijn diep in het thema verlies gedoken. We hebben veel geschreven. Afonso is meer ‘van de fysieke kant’, zoals hij het zelf zegt, hij ‘gooit zich’, maar ook hij heeft zijn verhaal op papier gezet. Ik hoefde niet te lezen wat er uit hun pen vloeide zo ze dat niet wilden delen. Dat Deeogo me inlichtte over zijn verdriet van opgroeien zonder vader heeft mij diep geraakt.
Deeogo vertelde me dat hij vandaag het gevoel heeft op het juiste moment op de juiste plek te zijn. En dat hij voor het eerst live op een podium moet huilen.
Met die eerste zin ben ik heel blij. Met die tweede eigenlijk ook (lacht). Bij Deeogo komen de tranen sinds de première elke keer weer op hetzelfde moment. Tussen Deego en Afonso was voorheen een gezonde frictie: ze hoorden bij verschillende break(dance)gangs. ‘Nu huilen we samen op het podium’, zeggen ze.
Bromance
Heb je overwogen om een danseres toe te voegen, Helder?
Nee, maar ik verwachtte me wel aan die vraag. Gender is inderdaad en onderwerp in onze maatschappij sinds een poosje. Mijn antwoord is: dat er vijf mannen - die een bromance lijken te hebben - op de scène staan is toeval. Mag ik daaraan toevoegen dat ik ze niet als mannen zie, maar als mensen? Dit stuk gaat over mannen, over vrouwen en over wie non-binair is. Hier spreekt niet alleen een stoere danstaal, alle performers tonen zich ook van hun gevoelige, fragiele, noem het desnoods vrouwelijke kant.
Ik ben opgegroeid tussen vrouwen, weet je, bij mijn moeder en grootmoeder. Mijn vader verdween al snel uit beeld en mijn grootvader overleed toen ik veertien was – ik durf te zeggen dat ik veel vrouwelijks in mij heb.
Toen ik aan deze tweede ‘In Absentia’ werkte kwam ik tot het besef dat het leven begint met verlies. Bij onze geboorte worden we letterlijk meteen losgeknipt van de moeder: de schaar gaat meteen in die navelstreng. Geen wonder dat we meteen beginnen te huilen.
En nu moeten je kinderen, net als jij, maar buiten je wil, ook hun vader missen.
Ik ben vader geworden zonder te zijn opgegroeid met een vaderfiguur. En nu ben ik inderdaad een vader geworden die zijn opgroeiende kinderen moet missen. Ik heb me al vaak afgevraagd wat blijft er van mij overblijft na zoveel soorten verlies: toen mijn grootvader stierf, toen ik nog niet de tools had om met verdriet om te gaan, toen er tien jaar geleden plots geen geld bleek voor een productie, toen ik daardoor tien mensen de bons moest geven. En wie ben ik nog zonder mijn kinderen?
Jij, Afonso en Deeogo gaan tot het uiterste in solo’s, duo’s en andere formaties. Jullie gaan keihard in tegen verlies, dan weer laten jullie het gevecht los. Jij gaat – au! - keihard neer op je knieën of valt voluit achterover.
We combineren hedendaagse dans met breakdance en capoeira, zoals de Braziliaanse ‘vechtdans’ heet. Het extreme was van bij het begin de opzet: de drie dansers zouden aan het eind van dat uur totaal uitgeput zijn, uitgeteld, misschien een punt bereikend waarop ze, door uitputting, zichzelf konden toestaan om los te laten. Loslaten is een essentieel onderdeel van het confronteren met en verwerken van verdriet." Je ziet stille en luide gevechten, verdriet, zeker, maar ook: troost en veerkracht.
De Warande noemt ‘In Absentia’ mijn beste werk tot nog toe – dat hoor je mij zelf niet zeggen (glimlacht), maar het is in ieder geval mijn zwaarste (lacht). Over tien jaar opnieuw? Geen idee of ik dit dan nog fysiek aankan...
Muzikant Stijn Vanmarsenille heb ik nooit eerder zo weten dansen.
Ja, geweldig, toch? Tien jaar geleden was Stijn daar te verlegen voor. Stijn op gitaar en Sylvester (Vanborm, mc) op drums en toetsen samen, dat is pure chemie!
Je schept cruciale beelden en verwijzingen op de scène. Het publiek ziet leistenen letterlijke last worden, een graf of een wankele toren. De belichting haalt Rembrandt in huis. Het publiek kan een Orpheus herkennen, of de grot van Plato in het schimmenspel.
Lichtman Kim Rens heeft inderdaad wonderen verricht, dat mag beslist een keer worden ‘belicht’. Ik pluk er het voorbeeld van de stapel leistenen uit. Daarbij kun je inderdaad denken aan de stenen die mensen op een graf leggen of aan de grafstenen zelf, maar in eerste instantie is het een beeld voor balans.
Het is de kunst de stenen zo te stapelen dat ze een stapel blijven. Het torentje kan evengoed doen denken aan de sporen die wandelaars in de bergen achterlaten. Het publiek mag er de betekenis uit halen die past. De stapel mag voor zichzelf spreken.
Net zoals muziek en beweging woordeloos voor zichzelf mogen spreken?
Precies. Er komen geen woorden aan te pas omdat er geen juiste woorden te vinden zijn bij verlies. Wanneer woorden tekort schieten, wordt beweging de krachtige taal.
Martine Cuyt
Concept & choreografie: Helder Seabra
Ontwerp & uitvoering: Afonso Cunha, Deeogo Oliveira, Helder Seabra
Livemuziek: Sylvester Vanborm, Stijn Vanmarsenille
Lichtontwerp: Kim Rens
Scenografie: Kim Rens, Helder Seabra
Kostuumontwerp: Katleen Eeckout
Foto- en videografie: David Jacowbski
Productie: Incognitus vzw