Sidi Larbi Cherkaoui haalt met ‘Sutra’ Shaolin-krijgsmonniken naar Turnhout

In het wereldwijd bejubelde ‘Sutra’ rijmt de Belgisch-Marokkaanse choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui het Oosten met het Westen. Hij ging na een korte retraite in China aan de slag met de kungfumonniken van de legendarische Shaolintempel in de Chinese provincie Henan.  Cherkaoui maakt met hart en hoofd tijd voor de Warande.

"Soms moet je heel ver reizen om jezelf weer terug te vinden."

Het verhaal van ‘Sutra’ – letterlijk: draad die verbindt, staat voor de verzamelde  teksten van Boeddha – begint in 2007.  De topchoreograaf pendelt op dat  moment tussen De Munt in Brussel, Toneelhuis in Antwerpen en Sadler’s Wells in Londen, maar komt vast te zitten in ‘het raderwerk van het hedendaagse danslandschap’. De nood aan stilte, afstand en leegte dringt zich op. In mei 2007 gunt Cherkaoui zichzelf een retraite  in Dengfeng.

“Ik zocht een nieuwe manier om mezelf uit te drukken”, zegt hij. “Mijn werk is altijd een soort zoektocht geweest naar een morele code. Toen de bevriende Japanse dansproducent Hisashi Itoh me vroeg waar ik van houd, antwoordde ik: ‘Yoga, zingen en vechtsporten’. Hij introduceerde me bij de monniken van de Shaolintempel.”


Vond je rust in de tempel die als UNESCO-werelderfgoed toeristen aanzuigt? Wat trof je aan?

Sidi Larbi Cherkaoui: De tempel tegen een bergwand was erg rustgevend. Het was een plek waar eeuwenoude Chinese tradities en intense fysieke disciplines samenvallen. Maar het was ook een plek waar de technologie van vandaag alom aanwezig was. De monniken gebruikten mobiele telefoons, auto’s en internet.  Blijkt dat Shaolins altijd mee waren met de nieuwste technologieën.


Je bevond je in de bakermat van de kungfu – het is bekend dat je een fan bent van vechtkunstenaar Bruce Lee. Wanneer begon je een voorstelling te zien in de krijgsmonniken?

Het was verrassend hoe vertrouwd bepaalde kungfubewegingen voor mij aanvoelden. Kungfu lijkt met de indrukwekkende sprongen en salto’s, de explosieve been- en armbewegingen soms meer op een expressieve dansvorm dan op vechtsport. Door intense oefeningen en diepe meditatie zijn ze sterk als een tijger, soepel als een slang en sereen als een monnik.

Het idee voor een voorstelling kwam in dialoog met hoofdmeester Shi Yanda, een visionaire monnik met de ziel van een kunstenaar. Hij toonde zich erg nieuwsgierig naar choreografie als discipline en kunstvorm, en vroeg me hoe ik die zou toepassen in de tempel. Al snel kwam het idee om de krijgsmonniken en hun specifieke bewegingstaal te gaan choreograferen.


Wat leerde je van de monniken?

In mijn dagboek van eind januari 2008 noteerde ik: ‘Tijdens onze eerste ontmoetingen spraken we over hun 
cultuur, hoe hun kungfudiscipline zich verbindt met de buitenwereld en de manier waarop ze zich spiritueel verhouden tot dieren en het milieu.’

De routine van een monnik paste toen heel goed bij me. Zij stonden om zes uur op voor een warming-up jog en ik deed een yogasessie in mijn hotelkamer vanaf ongeveer half acht. Ik at al mijn maaltijden met hen in de tempel - wat hemels was voor mij als vegetariër. Ik geef toe dat ik het Westen en m’n thuis 
niet echt miste.


Wat leerde jij hen?

Ik wilde hen niets leren. Zelf waren ze al bedreven in het ontwikkelen van bepaalde presentaties en demonstraties van hun kunnen in martial-arts-shows. Van de historische kostuums en de Chinese klassieke muziek wilde ik wel af in ‘Sutra’. Met het strakke ontwerp van plastisch kunstenaar Antony Gormley 
en de melancholische muziek van componist Szymon Brzóska creëerde ik voor de monniken op scène een heel aparte wereld.

Er was een dialoog gaande, zelfs al sprak ik geen Chinees en de meeste monniken geen Engels. Ik vertelde hen niet zomaar wat ze moesten doen, we besloten steeds samen wat er zou gebeuren.


Hoe wist je de krijgsmonniken te overhalen om te gaan toeren?

Over het algemeen voelen zij zich trots en bevoorrecht om hun kunst in zoveel landen te kunnen tonen. Voor hen was het ook een kans om het boeddhisme te behartigen en uit te dragen in het buitenland.


Dong Dong, de jongste monnik, was tien in 2008. Hij werd de rode draad. Hoe was het om met hem te werken? Danst hij nog steeds mee?

Op een bepaalde manier begreep Dong Dong mij het beste omdat hij als kind nog steeds verbeelding toeliet in zijn handelingen. Ik hoefde hem niet te vragen om deze of gene beweging te maken, hij verraste me telkens met zijn eigen keuzes. Vandaag maakt hij nog steeds deel uit van de cast, in een van 
de rollen van de volwassen krijgers, weliswaar. Het is fantastisch om hem erbij te hebben, als ervaringsdeskundige en coach voor de nieuwe generatie van jonge monniken. Hij kent de voorstelling 
beter dan ik! (lacht)


Wat vertel je met ‘Sutra’?

Ik was niet op zoek naar een duidelijke verhaallijn, wel naar een vertaling van mijn ervaringen bij en met de monniken. In ‘Sutra’ is er één vreemd personage: een ontdekkingsreiziger, een indringer die tegen de stroom in gaat en soms dichter bij het publiek staat dan bij de rest van de performers. Het stuk onderstreept vooral het belang van steeds naar de andere oever te reiken, waar iemand is die net als jij is en die je kan inspireren. Ik moest helemaal naar China. Soms moet je heel ver reizen om jezelf weer terug te vinden.

 

tekst: Martine Cuyt
foto’s: Hugo Glendinning

 

Praktisch

‘Sutra’ - Sidi Larbi Cherkaoui en de monniken van de Shaolintempel van de provincie Henan
op donderdag 5, vrijdag 6 en zaterdag 7 juni om 20.15 uur 
in de Schouwburg
meer info en tickets